De Vaart

Het laatste stuk van de Drentse Hoofdvaart zal hooguit vijfhonderd meter lang zijn. Toch is die halve kilometer tussen de Witterbrug en De Kolk in meer dan één opzicht bepalend geweest voor het beeld en de geschiedenis van de Drentse hoofdstad.

Op talrijke plaatsen zijn langs dit stukje Vaart de herinneringen te vinden – soms nog prominent aanwezig, soms slechts verstopt in een detail van een nieuwe bestemming – aan verdwenen bedrijvigheid in de vorm van pakhuizen, bedrijfjes, winkels, logementen en kroegjes. Daarnaast is de Asser Vaart wel haast een staalkaart van de woonidealen van de negentiende-eeuwse ‘betere standen’. Wellicht is het deze op het eerste gezicht zo merkwaardige combinatie van bedrijvigheid en wonen op stand die de Vaart zo bijzonder maken ….

Wie de namen leest van de bewoners van de Vaart in de negentiende eeuw, realiseert zich onmiddellijk dat dit stukje Assen misschien wel hét centrum van het ‘Herenbolwerk’ was. Hier aan de Vaart woonden de meeste Asser heren die in de negentiende eeuw zo duidelijk hun stempel gezet hebben op de geschiedenis van de hele provincie Drenthe. Hier woonden mensen met klinkende achternamen als Hofstede, Gratama, Van Holthe tot Echten, Westra van Holthe, Servatius, Pelinck, Tonckens en Oosting.

Over ieder pand zou een verhaal geschreven kunnen worden. Om maar te zwijgen over een mogelijke studie naar de rol die de Vaart gespeeld heeft in de economische ontwikkeling van de Drentse hoofdstad; een nog volkomen onontgonnen terrein voor de historicus!

Bron tekst : in en om Assen